Waarom gedragsverandering zo moeilijk is?

Waarom gedragsverandering zo moeilijk is?

Gepubliceerd: 11 september 2020

Neurobiologische verklaring

Clemens Vollebergh

Inleiding
Veel mensen beginnen telkens weer met goede voornemens: om af te vallen, te stoppen met drinken, roken of meer te bewegen. Telkens weer. Het lukt de meesten niet de ingezette veranderingen vol te houden, of er überhaupt aan te beginnen. Vaak tot ergernis van henzelf: hoe kunnen ze nu zo zwak zijn en al na twee beweeguurtjes afhaken? Waarom hebben die criticasters –“het gaat je nooit lukken” – altijd gelijk?! Een verklaring vanuit de werking van het brein.

Tussen voornemen en doen
De overtuiging dat bewegen goed is voor de gezondheid, is voor veel mensen een onvoldoende prikkel de daad bij het woord te voegen. Dat heeft dikwijls niet zoveel te maken met de kwaliteit van het beweegprogramma, maar is vooral te verklaren uit het functioneren van de breindelen. Het is daarom goed te weten hoe het menselijk brein in elkaar zit en voortdurend invloed uitoefent op het gedrag. Vaak leidt bewustwording en herkenning van deze werking van het brein -op korte of langere termijn- tot gedragsverandering. Het loont dus inzicht te hebben in de oorzaak van het verschil in het denken en doen.

Neurobiologie
De neurobiologie bestudeert de biologie van het zenuwstelsel: de werking van de neuronen en van hun coördinerende functie, in het bijzonder het gedrag. Neurobiologische mechanismen verklaren hoe mensen verslaafd kunnen raken: aan alcohol, voeding, seks en de iPhone. En hoe ze verstandelijk redeneren, maar emotioneel handelen. Hoe gewoontes neurotisch worden. Dé hersenen bestaan niet. Er zijn drie hersendelen, die evolutionair van leeftijd verschillen. Het evolutionair jongste hersendeel maakt plannen, terwijl het evolutionair oudste hersendeel vasthoudt aan gewoontes. Hij laat zijn invloed graag gelden, zeker bij vermoeidheid van zijn eigenaar.

Drie breindelen
Het menselijk gedrag wordt beïnvloed door drie verschillende breindelen:

• Het reptielenbrein. Dit bevindt zich in de hersenstam en het ruggenmerg. Dit deel van het brein kwam zo’n 500 miljoen jaar geleden tot ontwikkeling. Het is belangrijk voor de automatisering van ons gedrag. Het zorgt voor primitieve reacties die ons helpen overleven. Denk aan vluchtreacties bij gevaar, voedsel zoeken, leven in groepen. Het reptielenbrein is verantwoordelijk voor onze gewoontes. Wanneer je gewend bent een bepaalde route af te leggen naar school, is de kans groot dat je dit ook doet in de eerste dagen dat je van school bent veranderd, een paar kilometer verderop.

• Het zoogdierenbrein (ook wel limbisch systeem) ontwikkelde zich zo’n 200 miljoen jaar geleden. Het zorgt voor emotionele reacties: empathie, sympathie, vrolijkheid, bedroefdheid, boosheid, de behoefte aan troost, zelfmedelijden, enzovoorts. Het zijn behoeften en verlangens die samenhangen met sociale en persoonlijke behoeften en verlangens. Echter: niet alle structuren in dit systeem zijn primair bij emoties betrokken. Vele hebben vooral geheugenfuncties. Hierdoor worden emoties gekoppeld aan gebeurtenissen (waaronder trauma’s). In de hersenen zijn meerdere emotionele circuits met verschillende doelen, zonder veel neurale overlap (1). Dit brein wil pijn vermijden stimuleert gedrag in de richting van plezier.

• Het cognitieve brein (ook wel neocortex) bevindt zich aan de buitenkant van de hersenen: dit is het jongst ontwikkelde deel van de hersenen dat zorgt voor nadenken, plannen en rationeel handelen. Hierin onderscheiden mensen zich van dieren. Het naar buitengerichte brein ontstond zo’n 100.000 jaar gelden. De neocortex wordt ook wel verhalenverteller genoemd, omdat deze (ongezond) gedrag steeds moet goed praten. Dit noemen we cognitieve dissonantie.

Afbeelding

Cognitieve dissonantie
Het begrip cognitieve dissonantie werd voor het eerst gemunt door de Amerikaanse sociaal psycholoog Leon Festinger (1919-1989). Hij publiceerde zijn theorie in het boek When prophecy Fails (1956) (2). Van cognitieve dissonantie is sprake wanneer er een spanningsveld wordt opgeroepen doordat iemand ander gedrag vertoont dan op basis van zijn overtuigingen, ideeën of opvattingen mag worden verwacht. Anders gezegd: mensen voelen zich ongemakkelijk “als er een verschil is tussen wat ze doen en wat ze denken over dat doen” (3). Mensen proberen deze dissonantie, dit onbehaaglijke gevoel, op te heffen. Bijvoorbeeld door hun denken of overtuigingen op te heffen: “Omdat ik hierna een flink stuk ga wandelen, kan ik nu wel een stuk taart nemen”. “Ja, ik wilde de vorige week wel naar het beweeguurtje komen, maar toen moest ik inkopen doen, want dat doe ik altijd op vrijdag”. Door dit mechanisme lukt het veel mensen niet om bijvoorbeeld van hun verslaving af te komen of echt nieuw structureel gedrag te vertonen. Soms helpt het mensen bewust te maken van dit gedrag, waardoor ze zich realiseren dat ze in feite om de hete brei heen draaien.

Passie of urgentie
De oudere breinen beïnvloeden voortdurend het cognitieve brein. Daardoor vormen zij een belemmering voor verandering. Verandering vindt vaak pas plaats wanneer alle drie de onderdelen van het brein in overeenstemming met elkaar functioneren. Dit gebeurt meestal pas bij bewustwording, passie en/of urgentie. Een voorbeeld: sommige leerlingen presteren gedurende hun schooltijd heel middelmatig maar tegen de tijd van het eindexamen gaan ze plotseling als een speer. Een ander voorbeeld: iemand is een enorme sloddervos. Zijn hele huis ligt vol kleren, papieren en snuisterijen. Wanneer zijn nieuwe liefde voor het eerst bij hem thuis komt, zorgt hij dat alles er pico bello uitziet. Je kunt dus stellen dat de kans van slagen bij lastige taken toeneemt als er sprake is van bewustwording, passie of urgentie.

Intensieve krachttraining
Een andere manier om ervoor te zorgen dat de drie breindelen samenwerken is intensieve krachttraining. Net als bij passie en urgentie is er bij het verplaatsen van een zwaar gewicht geen ontkomen aan: je moet je volledige focussen op het uitvoeren van de taak. Wie zijn boodschappenlijstje doorneemt, traint in dit geval niet intensief genoeg. Door intensieve krachttraining wordt de hormonale balans herstelt: de hormonen testosteron, groeihormoon en insuline-like-growth-factor 1, komen vrij. Dit stimuleert de spierkracht en spierherstel, maar is vooral van invloed op het gedrag. De neocortex (regisseur) komt weer in de leidende rol: het geheugen verbetert net als het humeur, de zelfbeheersing en actiebereidheid.

Attribueren
Elk hersendeel attribueert op een andere manier, dat wil zeggen, geeft een andere verklaring voor een gebeurtenis. Stel, u zit ’s avonds op de bank en denkt aan de reep chocola die u in de koelkast hebt liggen. Uw cognitieve brein zal de reep laten liggen: “niet goed voor me, heb ik er straks weer spijt van”. Het reptielendeel ‘denkt’ “nu eten, morgen is het er misschien niet meer”. Het zoogdierendeel ‘denkt’ “als ik me slecht voel moet ik eten, dan voel ik me beter”.

De formule van Appelo
De oorzaken waaraan mensen hun leefstijlproblemen toeschrijven hebben gevolgen voor hun gevoelens, gedachten en gedrag. Dit is van invloed op hun motivatie deze leefstijl te verbeteren. Wanneer iemand denkt: “Meer bewegen lukt mij toch niet, ik word al moe als ik er aan denk”, ligt de uitkomst al vast. Wanneer attributies positief beïnvloed worden, draagt dat bij aan de optimalisatie van mensen. “Ik heb eerder een beweegprogramma gevolgd en merkte direct dat ik lekkerder in mijn vel zat en ’s avonds beter in slaap kwam.”

Volgens psycholoog Martin Appelo (1961) is duurzame gedragsverandering alleen succesvol wanneer op drie aspecten wordt gescoord: de innerlijke drang, discipline en interne attributie.

  1. De innerlijke drang wordt groter naarmate iemand meer pijn of ongemak ervaart (lijdensdruk) door zijn ongezonde leefstijl en niet de beschikking heeft over een alternatief: hij moet wel.
  2. Discipline zegt iets over de wilskracht van iemand, ongeacht de sociale druk. Denk bijvoorbeeld aan een persoon die besloten heeft te stoppen met drinken en nee moet zeggen tegen zijn vrienden die hem roepen: “Kom op Jan, neem nog even gezellig een biertje met ons. Dan begin je toch gewoon morgen.”
  3. Attributiestijl. Bij interne attributie neemt iemand verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Hij verwijst niet naar omstandigheden of anderen. Hierdoor leert iemand van zijn fouten en kan hij zijn gedrag bijstellen.

Aan de hand van deze drie gegevens ontwikkelde Appelo een formule die de motivatie van een potentiële patiënt van hem ingeschat en de haalbaarheid van duurzame gedragsveranderingen zichtbaar maakt:

Afbeelding

Psycholoog Appelo gebruikt deze formule om te bepalen of hij iemand in zijn praktijk wel of niet in behandeling neemt, u kunt deze elementen natuurlijk ook toetsen.

De moraal van het verhaal
Wat vertelt dit artikel nu in de kern? Allereerst is het goed dat u zich realiseert dat wat u normaal en vanzelfsprekend vindt, niet zo vanzelfsprekend hoeft te zijn. Wees u daarnaast bewust van het gegeven dat wanneer iemand zijn gedrag altijd afstemt op wat hij gewend is te doen (reptielenbrein) en wat hij leuk vindt (zoogdierenbrein), hij niet opeens zijn cognitie kan inschakelen om zo een verandering gemakkelijk door te zetten. Kennis over neurobiologie laat zien dat gedragsverandering moeilijk is maar niet onmogelijk.

Wil je meer weten over de werking van ons brein en de invloed hiervan op gedrag, overweeg dan eens deel te nemen aan de 2 daagse Mentaal coaching training van EFAA.  

1 Angst en walging in het brein, H. Maassen, www.medisch contact.nl, 21 juli 2004
2 Akkers, T. (1917) Cognitieve dissonantie, Ensie, https://www.ensie.nl/twan-akkers/cognitieve-dissonantie
3 Quist, Klaas (z.j.) Wat is cognitieve dissonantie? ministrare, https://www.zobegaafd.nl/wat-is-cognitieve-dissonantie/
4 Deel 6 Hoe werkt verandering, https://www.youtube.com/watch?v=wsex2izUrfY
5 Appelo, M. (2014) Waarom veranderen (meestal) mislukt. Boom uitgevers, Amsterdam